Proloog

Een Plaatje van een Stoel

Laat ik om te beginnen eens tegen een plaatje van een stoel aankijken. We zien geen stoel. We zien “een plaatje van een stoel”.  Als je het zo zegt, is het nauwkeuriger. Stoel is niet specifiek genoeg. Het kan altijd NOG nauwkeuriger.  Bijvoorbeeld: “een plaatje van een houten stoel” of nog specifieker, “een plaatje van mijn houten stoel”.  Of minder specifiek: “Zitelement”,  “kont-in-de-lucht-houder”, “zwaartekracht-onderbreker”, “Ding”. 

 Het wordt steeds een beetje algemener. Heel veel “dingen” kunnen je kont in de lucht houden, zonder ooit een stoel te worden. De focus wordt steeds minder scherp.  Uiteindelijk verliest de beschrijving zijn beeldende vermogen. Dat wat je zegt omvat meer, maar zegt steeds minder. Het onderwerp verliest zijn contouren. Het onderwerp gaat op in de achtergrondruis. Alles wordt steeds vager tot het moment dat alles compleet wazig is geworden. Voorgrond en achtergrond lopen in elkaar over. Het is één geheel geworden. 

 Die totale vaagheid die we met één woord omschrijven. Dat noemen we: “De werkelijkheid”. Ik noem het soms ook “Quantum Ruis”.  De werkelijkheid is een grote kluwen van trillingen, geuren, kleuren geluiden en krachten.  

Een kind kijkt naar een plaatje van een stoel. Onder het plaatje van de stoel staat een streep. Het kind moet snappen dat van hem of haar verwacht wordt op de streep een woord te schrijven dat overeenkomt met het plaatje. Als een kind nu onder het plaatje van een stoel “ding” opschrijft, rekent de juf* dat fout.  Daar gaat een rode streep doorheen. Zelfs als de juf diepzinnig genoeg is om door te hebben dat dit antwoord ook goed gerekend had kunnen worden.  In haar universum, in haar bubble, in haar box, is het fout.  Het is haar taak het fout te rekenen. Daar wordt ze voor betaald. 

Is het echt fout?  Daarover kan je van mening verschillen. Het is wat juf betreft niet precies genoeg.  “Ding” is te algemeen. ‘Ding” kan heel veel dingen zijn. Dat is voor de juf problematisch, want het betekent dat het kind onder elk plaatje “ding” op kan schrijven en een 10 kan scoren. Ik zou het kind die tien hebben gegeven met een sticker erbij.  Ik geef elke juf een sticker die dat doet. Hier een streep doorheen zetten kan de communicatie tussen juf en kind enorm verstoren omdat het antwoord niet echt fout is. Een kind zou uit onbegrip voor die rode pen een enorme faalangst kunnen ontwikkelen. Het zou mooi zijn als de juf bijvoorbeeld haar verontschuldiging aanbood omdat de juf niet specifiek genoeg was geweest in de opdracht. 

Stel dat het kind “stoel” had opgeschreven. Dan was het een mooie krul geweest van de juf.  De ironie is hier dat je “stoel” ook fout zou kunnen  rekenen.  Het betreft hier namelijk “een plaatje van een stoel”, maar telkens “een plaatje van” opschrijven, dat hoeft dan weer niet.  Allemaal afspraken die er voor zorgen dat mensen in hun latere leven moeite hebben met het begrijpen van het kunstwerk van René Magritte Ceci n’est pas une pipe”, “Dit is geen pijp”.  “Maar René dat is toch een pijp?”  “Oh ja joh, dan moet je hem eens proberen te stoppen.”

Als het kind onder het plaatje van de stoel: “haai” had opgeschreven dan was het wel fout geweest. Niet goed gekeken.  Dat de spelling hier goed is, levert hier geen punten op.  Hier is de spelling irrelevant.  Als een kind onder het plaatje van een haai, “hai” schrijft, dan heeft de juf de volgende mogelijkheden: 

“Hai” als synoniem van “hallo” dus fout, of 

“haai” verkeerd gespeld maar goed gezien, dus goed.  

Helaas. Goed gezien telt hier niet, want het is hier verkeerd gespeld. Dat het kind de haai herkende hoort niet bij de leesles. Dat komt pas later. Bij biologie. 

 Hier zocht de juf waarschijnlijk naar het woordje “vis”. Want zo heet haar methode: Maan, Roos, Vis.  In de wereld van de Juf is dit een methode om te leren lezen. In de wereld van het kind zijn het plaatjes en woordjes.    

 Een kind dat in het proces zit waarin het leert lezen, zou prima in staat kunnen zijn om vele soorten vis van elkaar te onderscheiden. Dat het niet voor de hand ligt, maakt het nog niet onmogelijk. Je hoeft niet te kunnen lezen om te kunnen vissen. Wat je wel moet kunnen is kijken. Ook een analfabeet is in staat om verschillende soorten vis van elkaar te onderscheiden.  Als een kind, met het talent om alle vissen van elkaar te onderscheiden en te benoemen, naar de  fantasie-vis op de tekening kijkt en deze vis niet herkent, kan zo’n kind denken “nee, die vis ken ik niet” en om die specifieke reden niets invullen. 

 De juf weet niet waarom en rekent het dus botweg fout. De juf neemt aan dat het kind niet op het woordje “vis” kon komen en dat het daarom niet is opgeschreven.  Als het kind op de gok “baars” invult, zal dat ook niet op de clementie van de juf kunnen rekenen. Het ligt niet voor de hand maar het is ook niet onmogelijk dat de Juf nog nooit een vis heeft gezien en dus niet weet wat een baars is. Als het kind in plaats van “baars”, “bars” opschrijft zal de juf gaan twijfelen aan de mentale vermogens van het kind. Dat is niet terecht. Dit is slechts een spellingsfout.

 Zoals wij weten ontstaat dit probleem, doordat het kind een onwaarschijnlijk grote kennis heeft van vissen. Iets wat door de juf over het hoofd wordt gezien, omdat die waarschijnlijk het vooroordeel heeft dat kinderen, die niet kunnen lezen, ook niets kunnen weten, omdat alle kennis in boeken staat. (Deze laatste verklaring kan ook mijn eigen vooroordeel zijn over de juf.) Het zijn dit soort misverstanden waar hoogbegaafde kinderen last van zouden kunnen hebben. 

 De vooroordelen van de juf die denkt met een moeilijk lerend kind te maken te hebben omdat de juf niet beoordeeld wordt om door te hebben hoeveel soorten dinosauriërs het kind kent. Het enige dat telt, is of er netjes “vis” onder het plaatje van de fantasie-vis werd geschreven en “stoel” onder een plaatje van een stoel. Dat is te scoren als goed of fout. Daar kan een cijfer aan worden gegeven. Dat cijfer kan in het leerlingvolgsysteem worden gezet, waarna iedereen die daarna “objectief” naar de cijfers kijkt, objectief vast kan stellen dat het om een dom kind gaat. 

Als een kind, onder de tekening  van een vis, “poef ” opschrijft, is dit volgens het systeem ook fout. Dat hoeft niet. Iemand kan thuis een poef hebben in de vorm van een vis. Een vreemde poef voor juf misschien, maar in een vrije wereld mag je gaan zitten waar je wil. Helaas is de wereld van de juf niet vrij. De wereld van de juf strekt scherpe lijnen tussen goed en fout, want dat is haar taak. Poef is dus fout, hoe goed je dat ook spelt… 

Het kind moet dus niet alleen leren lezen. Het moet ook in de gedachtewereld van de Juf kruipen. Het kind moet erachter komen wat de juf nou precies wil. Hoe je kunt scoren binnen het systeem dat juf hanteert. De juf zelf doet nooit iets fout. De juf is het absolute oordeel.  De juf is de baas. Alles valt of staat bij de juf en haar rode pen. De juf ervaart haar  werkelijkheid als absoluut en gaat ervan uit dat het kind zich voor 100% in diezelfde werkelijkheid bevindt. 

 Wat nu als de realiteit “zoals het kind dat ervaart” en de realiteit “zoals de juf dat ervaart” weinig tot geen raakvlakken hebben met elkaar?  Als de juf op geen enkel vlak respect afdwingt met haar stomme rode pen. De oerend domme juf die nog geen sardientje van een baars kan onderscheiden!  In de beleving van het kind kan de Juf helemaal fout zitten. Het is mogelijk dat het kind daardoor geen enkele behoefte voelt  om zijn of haar eigen realiteit in te wisselen voor de onbegrijpelijke wereld van de juf. Dat kan. Het blijft zeldzaam.  

 Veel kinderen hebben daar geen enkel probleem mee. Dat zijn droge sponzen die alles opzuigen wat je op hun pad brengt. Veel kinderen hebben geen enkel probleem met de simpele goed/fout wereld van de juf.  De goed/fout wereld van de Juf is echter een illusie.  Goed en fout zijn de uitersten van een glijdende schaal met veel grijs ertussen. Er zijn zat dingen die niet HELEMAAL goed, maar ook niet helemaal fout. Het is maar net hoe je er tegenaan kijkt. 

 Is het wel een stoel? Is het een plaatje van een stoel? Of is het “een plaatje van iets dat ik op dit moment interpreteer als een stoel, wat het volgens jou ook moge zijn. Al zegt iedereen om me heen dat het een haai is, ik zal niet van gedachte veranderen”. 

 Er is een voorwerp. Jij interpreteert dat als een stoel. Dat kan je zien als “De waarheid”. Beetje arrogant. Het is jouw waarheid. Het zou ook mijn waarheid kunnen zijn. Dat kan. Dan kunnen we afspreken elkaars interpretatie te respecteren. Dan is het “onze waarheid”. Dat is dan “de waarheid” in onze bubbel.  Daarmee hoeft dit buiten onze bubbel helemaal geen realiteit te zijn. Wij kunnen dat allebei zien als een stoel terwijl een derde persoon daar een poef “in de vorm van een vis” inziet wat nog steeds niet uitsluit dat het ook een troon in de vorm van een stoel zou kunnen zijn. Wat is dan de waarheid?   

Stel dat iemand door een stoel zakt. Kort voordat hij ging zitten zal hij of zij hebben gedacht: “Hé, een stoel, laat ik daar eens op gaan zitten.” Hij zag er wel heel mooi uit. Die stoel. Het was een plaatje van een stoel.  Magritte zou hebben gezegd: “Probeer er maar eens op te gaan zitten”. Dat ging dus niet. 

Was het een stoel?  Dat zou kunnen. Het is nu een stapeltje hout. Het is altijd al een stapeltje hout geweest. Nu is dit stapeltje hout geen stoel meer.  Het was al geen stoel meer voor iemand er voor de laatste keer op ging zitten. Als het onmogelijk is erop te gaan zitten, is het dan nog wel een stoel?  

Nou is “stoel” juist een van die dingen waar we het meestal “wel” over eens kunnen worden. Meestal. Niet altijd. Er komt een moment waarop jij iets nog steeds een stoel vind en ik allang niet meer. Precies op dat punt denk ik dat dit betoog van waarde zou kunnen zijn.  Jij kan vinden dat een paaltje met een scherpe punt ook een stoel is, omdat je er, hoe pijnlijk ook, op kunt gaan zitten. Dat kan. Het zou voor mij zinvol kunnen zijn dit niet gelijk af te doen als onzin. Ergens heeft die persoon namelijk een punt. (Punt gemaakt) Ik zou nieuwsgierig kunnen zijn naar het waarom van deze aanname.  Een nieuwsgierigheid die nooit bevredigd zou kunnen worden als ik gelijk “fout” brul en er een rode streep doorzet zoals de juf dat zou hebben gedaan.  Ik zal nooit kunnen achterhalen wat je bedoelde met “stoel” als ik je voor leugenaar uit maak. 

Niet elke observatie hoeft bevochten te worden. Hoe idioot die ook op je overkomt. De aanleiding voor deze observatie kan interessant zijn.  Het kan zeker in je eigen voordeel zijn om je oordeel nog even uit  te stellen.  Dat verandert natuurlijk als een persoon, met een dergelijke kijk op de zaken, het gesprek graag zittend voortzet…  Als hij op de stoel wijst en zegt: “gaat u zitten”.  Dan zou ik toch vragen “heb je ook een echte stoel?” 

Het is in dit extreme voorbeeld misschien moeilijk voorstelbaar, maar als ik in deze situatie de interpretatie van het zitelement totaal aan mijn gesprekspartner over zou hebben gelaten, zou dit voor mij een pijnlijk gesprek geworden zijn. 

Als je de interpretatie van de wereld aan anderen overlaat, bepalen die anderen voor jou wat goed is en wat fout. Wat echt is en wat een illusie is. Wat bestaat en niet bestaat. Wat waar is en wat niet waar is. Je kunt dan totaal geïndoctrineerd worden in een wereld die ontdaan is van alle nuance. Die geen grijstinten meer heeft. Waarin dingen maar op één manier te interpreteren zijn.  Dan heb je geen keus. Dan ga je gewoon op die scherpe punt zitten. Je denkt er verder niet meer over na. Er is immers niets om over na te denken. Als je de interpretatie aan anderen overlaat zijn die anderen de meesters van jouw realiteit.

  *Daar waar juf staat mag je ook meester lezen.

Dit is het tweede gedeelte uit het boek “Is dat zo?” van Merel Moistra dat online wordt gepubliceerd. Vind je het leuk. Wil je het hele boek lezen? Dat kan het is gratis te downloaden van deze site.